Brandveiligheid vluchtwegen – Hoe zit dat precies?

Als het aankomt tot het brandveilig maken van vluchtwegen gaat men vooral uit van nieuwbouw gezien deze reguleringen iets strenger en dus toekomstbestendiger zijn. Voor bestaande bouw worden andere normen en richtlijnen gehanteerd, wij raden daarom altijd aan de recentste publicaties van de overheid/bouwbesluit te raadplegen. In dit artikel hanteren wij voornamelijk de normen uit het Bouwbesluit van 2012. Het uitgangspunt als het aankomt tot vluchtroutes in het bouwbesluit is dat een vluchtroute begint op elk voor personen bestemd gedeelte van een vloer, die eindigt op een veilige plaats. Een veilige plaats kan men definiëren als het aansluitende terrein, waar men zonder te veel moeite een openbare of plaats die een gelijkwaardige veiligheid biedt kan bereiken. Bij celfuncties wordt een uitzondering gemaakt: hier kan een ander brandcompartiment als veilige plaats dienen.

De voorschriften ter beperking van brand en rookontwikkeling bieden voor elke ruimte als basisniveau voor het veilig vluchten bij brand. Het is soms onvermijdelijk dat men bij brand door rook moet vluchten. Met ingehouden adem kunnen vluchtende personen maximaal 30 seconden door de rook lopen. De loopafstand door een ruimte mag daarom meestal niet groter zijn dan 30 meter. Een gemeenschappelijke vluchtroute over een galerij moet u in principe behandelen als extra beschermde vluchtroute, voornamelijk omdat deze buiten het brandcompartiment (woongebouw) ligt. Een galerij is echter in de meeste gevallen geen besloten ruimte. De 30-meter WBDBO-loopafstandseis geldt hier meestal niet, ook niet tussen de woningen en galerij. Na het verlaten van de galerij voeren de vluchtroutes door verschillende trappenhuizen, die u kunt uitvoeren als onbeschermde vluchtroute, behalve wanneer het hoogteverschil groter is dan 8 meter. Dan moet u ook het trappenhuis uitvoeren als extra beschermde vluchtroute. De loopafstand tussen de toegang van een trappenhuis en het verste punt in een woning mag niet meer bedragen dan 75 m om de brandweer voldoende gelegenheid te geven mensen te kunnen redden en de brand te kunnen blussen.

galerijen opplussen
veilige vluchtwegen galerijen

Terminologie

Belangrijke begrippen die komen kijken bij het brandveilig maken van vluchtwegen.

Vluchtroute

Een vluchtroute begint in een voor personen bestemde ruimte, voert alleen over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt op een veilige plaats, zonder dat een lift hoeft te worden gebruikt. Op het moment dat een veilige plaats is bereikt (bijvoorbeeld het aansluitende terrein), heeft de vluchtroute geen status meer.

Beschermde vluchtroute

Een beschermde vluchtroute wordt voornamelijk bij nieuwbouw voorgeschreven. Een beschermde vluchtroute voert niet door een subbrandcompartiment en loopt uitsluitend door één of meer verkeersruimten. Zodoende is er altijd een brand- en rookscheiding gewaarborgd tussen het subbrandcompartiment (waarin brand kan ontstaan) en de beschermde vluchtroute.

Extra beschermde vluchtroute

Een extra beschermde vluchtroute (dus ook een veiligheidsvluchtroute) voert niet door een brandcompartiment. Deze is vergelijkbaar met de oude brand- en rookvrije vluchtroute. Uitgangspunten zijn dat buiten een brandcompartiment nooit brand zal uitbreken en dat een buiten een brandcompartiment gelegen ruimte wordt beschermd tegen brand in het brandcompartiment. De voorschriften zien daarop toe. Zodoende is de veiligheid van een extra beschermde vluchtroute gewaarborgd.

veiligheidsvluchtroute

(Veiligheids) Vluchtroute

beschermde vluchtroute

Beschermde vluchtroute

extra beschermde vluchtroute

Extra beschermde vluchtroute

Veiligheidsvluchtroute

Een veiligheidsvluchtroute komt alleen bij nieuwbouw voor. Een veiligheidsvluchtroute voert in eerste instantie door een niet-besloten ruimte (bijvoorbeeld een niet besloten galerij) en vervolgens door een ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, die uitsluitend kan worden bereikt door niet-besloten verkeersruimten (zie figuur 2.4). Deze nieuwe definitie maakt het mogelijk dat een veiligheidsvluchtroute zowel horizontaal als verticaal kan zijn. De nieuwe definitie is dus ruimer dan het begrip ‘veiligheidstrappenhuis’ uit het Bouwbesluit 2003.

(Sub)brandcompartiment

Het begrip brandcompartiment betreft het gedeelte van een bouwwerk dat bestemd is als maximaal uitbreidingsgebied van brand. Een subbrandcompartiment omvat een nadere indeling van een brandcompartiment. Een beschermd subbrandcompartiment betreft een op bescherming gerichte onderverdeling is van het (subbrand) compartiment.

brandcompartimenten brandveiligheid

NEN, NEN-EN, DIN & ISO

We hebben het hier in de bovenstaande volgorde over Nederlandse (NEN), Europese (NEN-EN en Duitse (DIN) normen die worden gehanteerd kijkend naar brandveiligheid van de gebruikte materialen.

  • NEN – Door de Stichting Nederlands Instituut uitgegeven norm (NEderlandse Norm)
  • NEN-EN – Door de Europese commissie ingesteld als normalisatie geharmoniseerde norm. (Europese Norm)
  • DIN – Duitse normen die men gebruikt in de bouw ter classificering van materiaaleigenschappen, (Deutsches Institut für Normung).
  • ISO – ISO zijn internationale normen die worden af en toe worden gebruikt (International Organization for Standardization).

Brand, rook & druppelvorming

Brandklasse

Bij brandwerendheid worden materiaal vaak een Europese klasse toegewezen afhankelijk van de brandbaarheid van het materiaal. Er worden momenteel 8 verschillende classificaties gebruikt in de bouw, er is een groot verschil hoe de classificatie wordt toegewezen. Wij en het bouwbesluit hierbij te gaan voor de nieuwere NEN-EN 13501-1 normering t.a.v. brandveiligheid en niet de oudere DIN 4201 of NEN 6065 / 6066 normen (fl = floor).

  • A1fl – ontbrandbaar
  • A2fl – praktisch ontbrandbaar
  • Bfl – zeer moeilijk brandbaar
  • Cfl – brandbaar
  • Dfl – goed brandbaar
  • Efl – zeer brandbaar
  • Ffl – uiterst brandbaar

Rookontwikkeling

Naast de klassering voor ontstaan en verspreiding van brand moet ook informatie over de klassering voor rookontwikkeling bekend zijn. Dit heeft voornamelijk betrekking op de gebruikte materialen. Ten aanzien van rookontwikkeling zijn drie klassen te onderscheiden:

  • s1: Geringe rookproductie
  • s2: Gemiddelde rookproductie
  • s3: Grote rookproductie

Druppelvorming

Dit omvat dat er bij geval van brand geen brandende of gloeiendhete druppels ontstaan. Dit is namelijk een direct gevaar voor alle personen die zich onder het materiaal moeten voortbewegen. Er zijn momenteel deel classificaties te onderscheiden ten aanzien van druppelvorming:

  • d0 – geen productie van brandende delen
  • d1 – delen branden korter dan 10 sec
  • d2 – delen branden langer dan 10 sec

Het Bouwbesluit t.a.v. brandveiligheid

Vluchtroutes in het Bouwbesluit 2012

Het Bouwbesluit 2012 hanteert andere eisen ten aanzien van brandveiligheid dan vorige versies dit heeft voornamelijk met de ontvluchtingssystematiek. Deze systematiek heeft als uitgangspunt dat mensen vanuit elk punt op een voor personen bestemde vloer een vluchtmogelijkheid moeten hebben. Een tweede vluchtroute is pas nodig als de gevaarsituatie dat vereist. Dit is dus een omdraaiing van de vorige formulering van de eisen voor vluchtroutes: 2 vluchtroutes tenzij de veiligheidssituatie 1 vluchtroute toelaat. Dit heeft als doel brandveiligheid een eenvoudiger en meer intuïtief toepasbare voorschrift te maken.

Eisen aan materialen

De eigenschappen voor brandvoortplanting en rookproductie van materialen zijn in het Bouwbesluit van 2012 bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Daarmee komt een eind aan een serie Nederlandse NEN-normen die momenteel worden aangestuurd in Bouwbesluit 2003.

Bronnen brandveiligheid

Bekijk de brandveilige producten die onder anders geschikt zijn voor toepassing in galerijen.